Inleiding

Inleiding

Voor u ligt het beleidsarme budgettair beeld voor de meerjarenbegroting van de gemeente Den Haag. De gemeente kent een meerjarenbegroting op lasten en baten, die in 2018 sluit op € 2,45 miljard. Het budgettair kader geeft de nieuwe ontwikkelingen weer ten opzichte van deze meerjarenbegroting. Dit kader is ook het vertrekpunt voor de coalitieonderhandelingen en de verdere begrotingsvoorbereiding in 2018.

In dit budgettair kader worden die exogene factoren in beeld gebracht die de omvang van de begroting beïnvloeden, zonder dat de gemeente hier direct op kan sturen. Het gaat hierbij om de ontwikkelingen in het gemeentefonds, de belastingopbrengsten, dividenden, erfpacht en de rente. Ook wordt het resultaat van de programmarekening 2017 betrokken in dit budgettaire beeld in relatie tot de omvang van de algemene reserve.

Vervolgens houdt dit kader zoals gebruikelijk rekening met de compensatie voor de loon- en prijsstijging én voor de areaaluitbreiding; de zgn. onvermijdelijke opgaven. Tevens komen in het jaar 2022 in beeld de gederfde inkomsten voor de gemeente als gevolg van de afschaffing van de precariobelasting.

Naast de autonome ontwikkelingen komen in het beleidsarme budgettair kader twee afspraken (met hun financiële impact) terug. Deze zijn gemaakt ten tijde van de coalitieonderhandelingen in 2014. Het betreffen (1) de afwikkeling van de bijstandsverlening op de algemene middelen en de (2) de groei-met-groei-systematiek. Ook wordt de impact van het raadsbesluit van 2013 (RIS259498), om de onderhoud- en beheerkosten voor de Rotterdamse baan per 2020 gedekt te hebben, meegenomen.

Met inachtneming van de bovengenoemde zaken komt het kader uit op incidenteel € 5 mln. in 2018 en cumulatief ruim € 43 mln. tot en met 2021. Structureel is het meerjaren kader licht negatief (ca. € 2,3 mln.) vanaf 2022.

In dit kader zitten geen knelpunten die (mogelijk) volgen uit de lopende begrotingsuitvoering. Algemeen uitgangspunt is dat die binnen het beleidsprogramma worden opgelost. Hierbij kunt u denken aan het temporiseren van eigen beleid of de uitvoering of andere inhoudelijke keuzes. Als dat niet mogelijk is, worden deze in de verdere voorbereiding van de meerjarenbegroting meegenomen. Ten slotte ligt ook een aantal aangenomen moties van de raad, die naar hun aard en uitwerking kunnen leiden tot budgettaire effecten. Ook deze zullen moeten worden betrokken bij de verdere begrotingsbehandeling.